4e plaatje STEM

Wanneer de stem het niet goed doet

1. Bij keelklachten ten gevolge van intensief of verkeerd stemgebruik

Wanneer de keel door intensief stemgebruik geïrriteerd is, pijnlijk, branderig of dichtgeknepen aanvoelt en het lijkt of er iets niet kan worden weggeslikt. Als de klachten veelvuldig optreden kan dit stemklachten veroorzaken.

OORZAAK
Intensief en/of verkeerd stemgebruik. Soms ten gevolge van teruglopend maagzuur.

GEVOLG
Hoesten en kuchen. Pijn in de keel. Heesheid.

LOGOPEDIE
De logopedist geeft advies over het stemgebruik. De therapie bestaat uit stemtraining.

Het is raadzaam om bij langdurige keelklachten (langer dan twee weken) een arts of een specialist te raadplegen.

Terug naar inhoudsopgave

2. Bij heesheid

Wanneer de stem schor, krakerig, met een ruis of hees klinkt.
Vaak in samenhang met andere symptomen, zoals hoesten, te luid, te zacht, te hoog, te laag of te geknepen spreken.

OORZAAK
Bij een in aanleg zwakke stem. Verkoudheid. Keelontsteking. Verkeerd stemgebruik. Psychische problemen.

GEVOLG
Pijn in de keel. Moe worden van het spreken. Soms ontstaat er een afwijking aan de stembanden, zoals stembandknobbeltjes.

LOGOPEDIE
De logopedist geeft advies over het stemgebruik. De therapie bestaat uit stemtraining.

Bij langdurige heesheid (langer dan twee weken) is het raadzaam een arts of een specialist te raadplegen.

Terug naar inhoudsopgave

3. Bij een te hoge of te lage spreekstem

Wanneer de spreekstem wordt ervaren als te hoog of te laag.

OORZAAK
Verkeerd stemgebruik. Een niet of onvolledig verlopen stemdaling (in de pubertijd). Hormonen (bijvoorbeeld door het langdurig gebruik van bepaalde hormoonpreparaten).

GEVOLG
Stemklachten. Heesheid. Psychische problemen.

LOGOPEDIE
De logopedist adviseert over het stemgebruik en geeft, op basis van een door de KNO-arts gestelde diagnose, stemtraining. Bij een afkeer tegen het gebruik van de eigenlijke, lage stem is naast de logopedische behandeling, begeleiding van een psycholoog gewenst.

Terug naar inhoudsopgave

4. Bij stembandknobbeltjes

Wanneer de stembanden als gevolg van verdikkingen niet goed kunnen sluiten.

OORZAAK
Verkeerd stemgebruik. Overbelasting bij een gevoelig stemorgaan. Soms niet aanwijsbaar.

GEVOLG
Pijn in de keel. Moe worden van het spreken. Heesheid. Een chirurgische ingreep is soms noodzakelijk.

LOGOPEDIE
De logopedist adviseert over het stemgebruik en geeft, op basis van een door de KNO-arts gestelde diagnose, stemtraining.

Terug naar inhoudsopgave

5. Bij stembandpoliepen

Wanneer de stembanden als gevolg van een verdikking niet goed kunnen sluiten.

OORZAAK
Een ontsteking van de luchtwegen. Hoesten. Verkeerd stemgebruik.

GEVOLG
Pijn in de keel. Moe worden van het spreken. Heesheid. Een chirurgische ingreep is vaak noodzakelijk.

LOGOPEDIE
De logopedist adviseert over het stemgebruik en geeft, op basis van een door de KNO-arts gestelde diagnose, stemtraining.

Terug naar inhoudsopgave

6. Bij stemband-oedeem

Wanneer onder het slijmvlies van de stembanden een vochtophoping is ontstaan waardoor de stembanden niet goed kunnen sluiten.

OORZAAK
Roken. Intensief stemgebruik.

GEVOLG
De stem klinkt hees en/of schor en is opvallend laag. Een chirurgische ingreep is vaak noodzakelijk.

LOGOPEDIE
De logopedist adviseert over het stemgebruik en geeft, op basis van een door de KNO-arts gestelde diagnose, stemtraining. Een belangrijke voorwaarde voor het optimaliseren van de behandeling is stoppen met roken.

Terug naar inhoudsopgave

7. Bij stembandverlamming

Wanneer een of beide stembanden tijdens het spreken geheel of gedeeltelijk bewegingloos is waardoor de stem hees klinkt.

OORZAAK
Een virusinfectie. Een complicatie bij een operatie.

GEVOLG
De volgende stembandverlammingen kunnen heesheid geven :

Een chirurgische ingreep is soms noodzakelijk

LOGOPEDIE
De logopedist adviseert over het stemgebruik en geeft, op basis van een door de KNO-arts gestelde diagnose, stemtraining.

Terug naar inhoudsopgave

8. Bij strottenhoofdkanker

Wanneer na een operatie of bestraling van een tumor in het strottenhoofd de stemgeving verminderd is of, omdat het strottenhoofd is weggenomen, ontbreekt.
Vage (ver)slikklachten en/of aanhoudende heesheid zijn de eerste symptomen. Hoe vroeger de tumor wordt ontdekt, hoe meer kans op een succesvolle therapie. De meest toegepaste behandelmethoden zijn: bestraling (radiotherapie), een operatie en/of een behandeling met medicijnen (chemotherapie).

OORZAAK
Niet altijd aanwijsbaar. Roken en het gebruik van alcohol zijn belangrijke risicofactoren.

GEVOLG
Littekenweefsel na bestraling. Gehele of gedeeltelijke verwijdering van het strottenhoofd.

LOGOPEDIE
De logopedist kan, als er een kleine operatie aan het strottenhoofd en/of bestralingskuur heeft plaatsgevonden, de restkwaliteit van de stem door middel van oefeningen en technieken zo goed mogelijk leren benutten. Wanneer met de tumor het gehele strottenhoofd is weggenomen (laryngectomie), zal men op een andere manier moeten leren spreken. De slokdarm kan het werk van de stembanden gedeeltelijk overnemen. Daarbij wordt vaak gekozen voor een "ventiel-stemprothese". Elektronische spreekapparatuur is een andere optie.

Bij vage (ver)slikklachten en/of aanhoudende heesheid is het raadzaam een huisarts of specialist te raadplegen.

Terug naar inhoudsopgave

Wanneer de adem problemen geeft

9. Bij hyperventilatie

Wanneer de ademhaling te snel en/of te diep is waardoor er met de adem meer koolzuur aan de uitademingslucht wordt afgegeven dan nodig is.
De koolzuurgraad van het bloed daalt, wat duizeligheid, tintelingen, ademnood en hartkloppingen kan veroorzaken. Hyperventilatie kan plotseling optreden (acute vorm) of langdurig zijn (chronische vorm). De behandeling hiervan verschilt.

OORZAAK
Spanningen. Een verkeerde ademgewoonte. Te snel en zonder pauze spreken.

GEVOLG
Gevoelens van angst. Het vermijden van plaatsen en/of situaties, zoals het openbaar vervoer.

LOGOPEDIE
De logopedist geeft ontspannings- en ademoefeningen. Het leren omgaan met angstgevoelens en het voorkomen van hyperventilatie is een belangrijk onderdeel van de therapie.

Terug naar inhoudsopgave

10. Bij longproblemen

(Bij langdurige aandoeningen van de luchtwegen, zoals astma, bronchitis en longemfyseem.)

Wanneer de luchtwegen sterk reageren op prikkels zoals huisstof, tabaksrook en temperatuursveranderingen.
Het ademen lijkt niet vanzelf te gaan, men krijgt het benauwd, wordt nerveus en kortademig. Door een korte ademhaling kunnen weinig woorden in een adem worden uitgesproken, waarbij ook hoorbaar en op onlogische momenten wordt ingeademd.

OORZAAK
Niet duidelijk aanwijsbaar (aspecifiek).

GEVOLG
Gevoelens van angst. Een slechte verstaanbaarheid die de communicatie bemoeilijkt. Heesheid. Verminderde conditie, waardoor mogelijk verminderd beroepsperspectief.

LOGOPEDIE
De logopedist geeft ontspannings- en ademoefeningen. Het leren omgaan met benauwdheidaanvallen is een belangrijk onderdeel van de therapie.

Terug naar inhoudsopgave

Wanneer slikken een probleem is

11. Bij afwijkende mondgewoonten

Wanneer na het wisselen van de voortanden nog sprake is van duim- of vingerzuigen, voortdurend de mond open staat en/of er sprake is van afwijkend slikken met het persen van de tong tegen of tussen de tanden. Vaak ligt de tong ook tijdens rust en spreken zichtbaar tussen de tanden.

OORZAAK

Soms is er in aanleg een verstoord evenwicht tussen de groei van de kaak en het gebit en de plaatsing van de tong in de mond. In samenhang met een syndroom, zoals het syndroom van Down. Bij neurologische aandoeningen (hersenbeschadiging, spierziekten).

GEVOLG
Bij :

Verkeerd spreken kan een gevolg zijn van afwijkende mondgewoonten. De tong is gewend tegen de tanden te komen. Bij de t, d, n, l, s of z is dit zichtbaar en soms hoorbaar (slissen).

LOGOPEDIE
De logopedist oefent de houding van lippen, tong en kaak en de bewegingen ervan, de mondsluiting in rust en de ademing door de neus. Er wordt een goede manier van slikken aangeleerd en er wordt articulatietraining gegeven.

Terug naar inhoudsopgave

12. Bij een gehemeltespleet/schisis

Wanneer een lip-, kaak- en/of gehemeltespleet problemen geeft met het voeden en/of spreken.
De mondholte en neusholte zijn met elkaar verbonden, als het zachte gehemelte niet is geheven. Bij een gehemeltespleet kan voeding van de mond in de neus terecht komen. Tijdens het spreken ontsnapt er lucht naar de neus waardoor de spraak nasaal klinkt (open neusspraak). Om toch verstaanbaar te zijn vormen kinderen hun klanken op een andere, niet gebruikelijke plaats en op een ongewenste manier.

OORZAAK
Tijdens de ontwikkeling van de foetus in de baarmoeder zijn delen van de kaak, het gehemelte en/of de lip onvoldoende samengegroeid.

GEVOLG
Problemen bij het drinken. Direct vanaf de geboorte zal de voeding op een aangepaste manier aangeboden moeten worden en zal de gevoeligheid en de beweging van de lippen en tong gestimuleerd moeten worden om problemen met het spreken en eten op een later moment te voorkomen. Een slechte ontwikkeling van de articulatie, waardoor de verstaanbaarheid in de communicatie wordt bemoeilijkt. Een verhoogde kans op middenoorproblemen, waardoor een kind slechter hoort en zijn spraak-taalontwikkeling vertraagd kan verlopen. Operaties en medische behandelingen zijn nodig om de gevolgen van de schisis te beperken.

LOGOPEDIE
De logopedist geeft ouders advies over het voeden, het stimuleren van beweging en gevoel in de mond, en stimuleren van spraak en taal. De therapie bestaat uit het begeleiden van het drinken, training van de spieren van lippen, tong en gehemelte. Ook wordt luister- en articulatietraining gegeven. De logopedist werkt hierbij samen het het schisisteam (logopedist, plastisch chirurg, kinderarts, KNO-arts, orthodontist, tandarts, kaakchirurg, psycholoog).

Terug naar inhoudsopgave

13. Bij slikstoornissen (volwassenen)

Wanneer er in het slikproces problemen optreden.
De voedselverwerking met behulp van de mond, zoals het kauwen, kan een probleem zijn. Spierbewegingen bij het slikken kunnen trager worden uitgevoerd. De problemen kunnen verschillen bij diverse soorten voeding, zoals bij het slikken van vloeibaar (drinken), dikvloeibaar (vla) of vast voedsel (brood). De spieren van lippen, tong, kaak, gehemelte en keel werken niet goed samen.

OORZAAK
Bij volwassenen een verworven neurologische aandoening (bijvoorbeeld CVA). Een operatie in het hoofd- en halsgebied.

GEVOLG
Vaak en ernstig verslikken. Kans op longontsteking. Sociale problemen. Als het slikken medisch gezien niet veilig kan gebeuren kan een sonde geplaatst worden.

LOGOPEDIE
De logopedist onderzoekt, meestal in samenwerking met de KNO-arts, waar en waarom in het slikproces het probleem optreedt en oefent de lip-, tong- en gehemeltespieren, geeft tips ter verbetering van het slikken en kan spierfunctie trainen. De logopedist geeft advies over de soort voeding die goed slikken ondersteunt. Vaak neemt de logopedist deel aan een slikteam (KNO-arts, logopedist, diëtist, e.a.)

Terug naar inhoudsopgave

14. Bij sondevoeding (kinderen)

Wanneer de voeding door middel van een slangetje, meestal via de neus, wordt ingebracht.
Dit wordt toegepast bij baby's en jonge kinderen die door omstandigheden niet kunnen slikken. Het geven van sondevoeding kan een aantal dagen of weken duren.

OORZAAK
Vroeggeboorte. Onvoldoende kracht om te zuigen en slikken. Anatomische afwijkingen van mond- en/of keelgebied. Slechte conditie van het kind, bijvoorbeeld bij hartafwijkingen. Neurologisch.

GEVOLG
Weinig ervaringen in het mondgebied, waardoor leren eten en drinken gedurende het eerste levensjaar veel problemen oplevert. Door zwakke mondspieren kunnen problemen ontstaan met zuigen, slikken, afhappen en kauwen.

LOGOPEDIE
De logopedist geeft, in samenwerking met de kinderarts en diëtist, advies over het voeden en de voeding.

Terug naar inhoudsopgave

15. Bij eet- en drinkstoornissen bij kinderen met een hersenletsel

Wanneer door de afwijkende werking van de hersenfuncties, er niet alleen problemen met de algemene bewegingen (het spiergevoel en de motoriek) zijn, maar ook problemen met de mondfuncties, vooral met slikken.
Er is een te hoge of een te lage spierspanning die problemen geeft met de mondmotoriek en de gevoeligheid in de mond. Ook de mondreflexen kunnen afwijkend zijn.

OORZAAK
Een hersenbeschadiging voor, tijdens of (vlak) na de geboorte.

GEVOLG
Vaak en ernstig verslikken met als gevolg braken en kans op longontsteking. Speekselverlies. Verminderde mondfuncties hebben vaak ook verminderde articulatie en verstaanbaarheid tot gevolg.

LOGOPEDIE
De logopedist geeft, in samenwerking met specialisten, de ouders advies over het voedsel, het voeden en het stimuleren van de juiste mondfuncties en de articulatie. De therapie bestaat uit leren eten en drinken, oefening van de mondspieren en spraaktraining. Als bij een afwijkende werking van de hersenen ook de verbale communicatie niet of onvoldoende op gang komt zal er een alternatief en/of ondersteunend communicatiemiddel kunnen worden aangeleerd, bijvoorbeeld gebarentaal of een computer met spraakuitvoer. Bij een ernstige aandoening, kan de afwijkende hersenfunctie ook gevolgen hebben voor de taalontwikkeling en de taalvaardigheid. Soms treedt een verstandelijke handicap op. De logopedist heeft dan meer therapiedoelen en past de therapie hier op aan.

Terug naar inhoudsopgave